Sinds de verschijning van de eerste afleveringen van De 30 Dagen van Icarus heeft de telefoon bij Inveztor niet stilgestaan. Onze burelen werden gebombardeerd met telefoontjes van een gerenommeerd Haags PR bedrijf. Of wij een interview wilden doen met één van hun relaties, de heer Spyros Rastapopoulos, de zoon van. Inveztor vloog van Amsterdam naar Athene in de Gulfstream van de heer Rastapopoulos en vandaar per helicopter naar diens jacht, de Elgin, die "ergens niet al te ver van Piraeus" kruiste.
Gespreksflarden met de Hunter Thompson-meets-Evel Knievel van de zakenwereld.
Inveztor: waarom wilt u ons eigenlijk spreken?
Rastapopoulos: om mijn versie van het verhaal te geven. Er wordt zoveel over mij gezeurd. Vooral in België.
Inveztor: u bedoelt door Hergé?
R: inderdaad, ziet u wel? Iedereen is op de hoogte. Die fluttekenaar heeft de naam van mijn familie bezoedeld!
Inveztor: hoe bedoelt u?
R: door mijn vader op te voeren als een soort gangster.
Inveztor: maar wacht even, opium, wapens, olie, slaven, uw vader zat echt overal in toch?
R: enorm overdreven. Die Flor Fina affaire was een klein handeltje in het Midden-Oosten. Die olie ging hoofdzakelijk om het beschermen van onze pijplijn, we hadden enorm geïnvesteerd. Die wapens, tja, probeert u eens zaken te doen in het MIdden-Oosten van 1948. Veel succes. Die wapens waren gewoon een wettig betaalmiddel.
Inveztor: En die slaven dan?
R: Slaven, slaven, dat is een groot woord. Zodra het om zwartjes gaat zit iedereen te zeuren over slaven. Tegenwoordig mag je in Nederland gewoon zeggen waar het op staat. Born to be Wilders, he he. Slaven. En bij jullie in de Bijlmer? Wat is dat dan?
Inveztor: Goed. Dat was dus uw vader. Opgeklommen van krantenjongen tot miljonair?
R: Welnee. Mijn bet-overgrootvader zal al in de handel. De familie Rastapopoulos, uit de Plaka. Iedereen kende ons daar, rond de eeuwwisseling, en nu ook nog, al kom ik er zelden.
Inveztor: Welke eeuwwisseling bedoelt u? Het jaar 2000?
R: Welnee, rond 1800. Onze eerste grote doorbraak kwam met de Engelsen.
Inveztor: Lord Byron?
R: Nee, he he. Die hebben wij goed gekend. Een beetje een amateur, als u mij toestaat, heb ik gehoord van mijn familie. Ik heb het over Lord Elgin. He he.
Inveztor: Heet uw jacht daarom The Elgin?
R: Natuurlijk, he he. Dit is de Elgin IV.
Inveztor: dus daarvoor had u andere jachten. Is dit de grootste dan?
R: Welnee. Ik heb er vier. Eén hier in de Middellandse Zee en nog drie andere, de Elgin I, II en III.
Inveztor: Maar Lord Elgin was de Britse Ambassadeur in Istanbul. De man die de Friezen van het Parthenon naar Engeland bracht. De Elgin Marbles. Die de Grieken nu terug willen? Wat had uw familie daar mee te maken?
R: He he. Lang verhaal. Die Elgin was een verrotte syphilislijder, zo corrupt als wat. Kocht die friezen van mijn betovergrootvader die nachten heeft staan doorhakken. Elgin’s wreef aan zijn neus tot die eraf viel, zo verrot was die man. Terwijl mijn voorvader Spyros al het werk deed. En de Turken moest omkopen. Elgin verkocht die dingen door aan het British Museum, mijn voorvader kreeg 10%. Elgin heeft hem bedonderd, maar het was genoeg geld om een doorstart te maken. Vanaf toen is het ons voor de wind gegaan, maar wel veel werk en ongeregelde tijden.
Inveztor: Hoezo een doorstart?
R: Nou, dat kwam omdat onze familie een deel van het Parthenon verhuurd had.
Inveztor: Nou en?
R: Nou, en? Aan de stomste stommerds die er zijn. De Turken. Gelukkig spraken die allemaal Grieks dus konden we zaken met ze doen. Mijn familie leefde van de huur van die kelder.
Inveztoe: Maar het Parthenon is toch een ruïne?
R: He he. Nee, toen niet. Maar die stomme Turken, die aartsdomme verkrachters van jongens, meisjes, schapen en ezels, hadden er een kruitmagazijn van gemaakt. Toen kwamen die Venetianen langs , met wie mijn bet-bet overgrootvader een deal had gedaan. Begonnen die Turken op ze te schieten. De stomme verkrachters van jongens, meisjes, schapen en ezels. Schieten die Venetianen terug en boem, een voltreffer in de kelder van onze familie. Accidenti!
Inveztor: Maar, hoe lang geleden is dat?
R: In 1687. Maar vanaf toen ging het beter met ons. Athene was maar een klein stadje van 10.000 inwoners maar het Ottomaanse rijk was groot. En veel Turken spraken Grieks. Wij deden zaken met de Engelsen, de Venetianen, de Turken, de Levantijnen. En de Fransen natuurlijk he he.
Inveztor: Waarom lacht u nu?
R: Kent u de geschiedenis niet?
Inveztor: Nee, maar u gaat ons vast op weg helpen.
R: Kijk, één van de objectieven van Elgin, behalve heel veel geld verdienen voor zichzelf want zo goed ging het niet met hem, was de Fransen dwars te zitten. De Engelsen waren in oorlog met de Fransen, weet u nog? Napoleon Bonaparte, misschien hebt u wel eens van hem gehoord?
Inveztor: Ja, natuurlijk, maar wat heeft dat met uw familie te maken?
R: Van alles! Een gouden tijd voor ons. De Engelsen blokkeerden de Europese kust. Maar wij konden leveren, over land, via de Venetianen. Jammer van Waterloo toen.
Zie ook:
Hellaas: de 30 dagen van Icarus I
Hellaas: de 30 dagen van Icarus II
Hellaas: de 30 dagen van Icarus III
De 30 dagen van Icarus IV
De 30 dagen van Icarus V
Michael Kraland
Disclaimer Kraland: geen positie in genoemde fondsen op moment van publiceren.